Alles wat gedaan wordt, blijft niet duren
Dat is de wet van worden en vergaan
Het worden zal voorbijgaan en voorbijgaan eindigt
Tevreden vergaan is de diepste vrede
(Uit: Raymond Smullyan – Japanse Filosofie)
‘Twee geliefden op zoek naar een droomhuis’ is na ‘Botten’ en ‘Hotel Informatie’ het derde en laatste deel van een serie voorstellingen die we met schrijver Erik Bindervoet en regisseur Roeland Hofman maken over hoe de mens zich verhoudt tot taal.
In dit deel laten we ons inspireren door het Nō-theater. Een 700 jaar oude Japanse theatervorm waarin onder andere gezocht wordt naar schoonheid (Yūgen) in de perfecte harmonie tussen taal, muziek, dans en kostuums. Voor ons als theatermakers een inspiratiebron om te gaan zoeken naar de ultieme versmelting van al deze disciplines, hoe onnatuurlijk dat soms ook voelt. Om vanuit een theatraal keurslijf, waar niemand zich echt in thuis voelt, misschien juist dáár, samen met het publiek een staat van Yūgen vinden.
Ook de tekst van Erik Bindervoet en de dramaturgie van de voorstelling zijn vanuit het Nō-theater vertrokken. Onderstaande was een inspirerende bron van informatie.
Nō-theater in het (heel erg) kort
Het Nō-theater is een eeuwenoude Japanse theatervorm uit de veertiende eeuw, die op een aantal pijlers gebouwd is.
Het is een theatervorm gebaseerd op poëtische teksten, die voor het grootste deel gezongen worden, ondersteund door muzikanten die gedurende het hele stuk op het toneel aanwezig blijven. Er wordt in deze stukken ook altijd gedanst.
Een Nō-voorstelling bestaat traditioneel gezien uit vijf verschillende stukken onderbroken door vier Kyogen. Dit zijn komische intermezzo’s, die een luchtige onderbreking vormen op de dragende, hoofddelen van de verhalen. Ook zijn de Kyogen vaak korte samenvattingen of herhalingen van thema’s uit de delen die zojuist gespeeld zijn en voorbodes op dat wat komen gaat in de komende delen.
Twee geliefden op zoek naar een Droomhuis bestaat uit drie hoofddelen en twee Kyogen.
Het is een theatervorm die haar oerbron vindt in spiritistische en shintoïstische rituelen. De Nō stukken ontwikkelden zich als opluistering en aanvulling op deze rituelen, en werden in hun oorspronkelijke vorm dan ook buiten, op geïmproviseerde podiumconstructies opgevoerd en op vaste kleine podia bij tempels.
De stukken werden dramaturgisch verder ontwikkeld door Motokiyo Zeami (1363-1443), een Nō-acteur uit de gerenommeerde familie die het Kanze-gezelschap oprichtte. Dit gezelschap bestaat nog steeds, en is één van de oudste Nō-families van Japan. Nō-acteur worden kan alleen wanneer je in één van deze families geboren bent. Nō acteurs beginnen hun opleiding als ze zes jaar oud zijn en blijven hun hele leven voor hetzelfde gezelschap werken. Zeami’s ‘geheime overleveringen’; een twintigtal instructieteksten over de theorie en praktijk van het schrijven van muziek en tekst, regisseren en opvoeren van Nō-spelen, zijn van onschatbare waarde geweest voor de overlevering van de Nō-kunst.
Het Nō-theater is natuurlijk geworteld in de Japanse cultuur, waarvan we in korte tijd een heel klein beetje hebben mogen ‘proeven’, via onze bovengenoemde leermeesters. Een cultuur die we hebben leren kennen als een cultuur die in beelden, symboliek en metaforen denkt. Zo vertelde sensei Matsuura bijvoorbeeld dat de klank ‘Kami;’ vuur en water betekent. Maar het karakter voor ‘papier’ klinkt ook als ‘Kami’. Matsuuro vertelde ons dat Nō ervan uitgaat dat klank een betekenis geeft in de wereld. Het papier heeft een heilige betekenis, omdat het de klanken van water en vuur in zich draagt.
Zoals de karakters van de taal natuurelementen kunnen combineren om tegenstellingen te verwoorden, zo is het Nō-theater een theatervorm die sferen oproept, werelden neerzet en symbolische handelingen en klanken toont, eerder dan dat ze wordt gestuwd door de plot van een verhaal of de psychologie van personages.
Wij zijn ons er tijdens de workshops en de lezingen van de vele experts terdege bewust van geworden, dat wij ons zouden kunnen laten inspireren, maar dat we de theatervorm op geen enkele manier zouden kunnen evenaren of zelfs maar nabootsen.
‘Twee geliefden op zoek naar een Droomhuis’ heeft zich laten inspireren door Nō-theater, maar slaat ook geheel haar eigen, zeer westerse weg in. Een Nō-kenner zal in ons stuk wellicht elementen, of ideeën terugvinden. Met name in de tekst van Erik Bindervoet zitten, vooral inhoudelijk, veel verwijzingen naar concepten waarop Nō ook gebaseerd is. We zijn geïnspireerd door het gedachtegoed, maar pretenderen zeker niet in theatrale vorm een klassieke ‘Nō-voorstelling’ te hebben gemaakt.
Shinto-meester Paul de Leeuw (voormalig oprichter van Dogtroep) leerde ons in het ritueel dat we samen uitvoerden, dat Japanners de aarde bedanken waar we op lopen en de lucht die we inademen. Bij deze levenswijze hoort een vorm van nederigheid, waarbij je als mens niet meer of minder bent dan een steen of een mier, en waarin alle dingen en wezens hun natuurlijke plaats in het geheel hebben.
De klassieke vorm van Nō moet dan ook gezien worden als een in hoge mate spirituele kunstvorm. Het betreden van het Nō-speelvlak door de spelers wordt als een moment van transformatie gezien; de speler transformeert van een ‘gewoon mens’, naar de rol van vertolker van een krijger of geest. De transformatie is dan ook een belangrijk gegeven in de Nō.
Bij deze transformatie hoort het opzetten van het masker. De geest van deze figuren wordt op het toneel echt opgeroepen. Niet alleen spelers en speelvlak, maar de hele ruimte, alle aanwezigen, de lucht die wordt geademd en de bewegingen die worden gemaakt, vormen één geheel, die de ‘ziel’ van de voorstelling maakt. Dit effect wordt versterkt door de duur van de voorstelling; klassieke Nō-stukken bestaan uit vijf delen, die elk meer dan een uur duren. Je zou je kunnen voorstellen dat die lange duur meehelpt bij het terechtkomen in een andere staat van zijn; te transformeren naar een andere wereld. Overigens is deze ‘heiligheid’ niet ‘stijfjes’. Erica Bilder vertelde ons dat je de Nō-spelers geen groter compliment kan maken dan bij hun spel in slaap te vallen. Dat betekent dat je je zo op je gemak voelt in de ruimte, dat je ziel als het ware één is geworden met het geheel, en je dus rustig in slaap kunt vallen.
Het Japanse karakter voor Nō betekent ‘kunde’. De bewegingen van Nō-spelers zijn ongelooflijk precies, en in hoge mate gestileerd. Alles binnen deze theatervorm is vastgelegd. Elke stap, elke noot, elke modulatie van de stem, elke plaats op het speelvlak, de vorm en afmetingen van het speelvlak, het décor, de kostuums, de maskers, de waaiers, de tabi (Japanse ‘sokken’ die je draagt wanneer je je op een Nō-podium begeeft), de positie van muzikanten en spelers, de routes die ze afleggen, de bewegingen van hun voeten en handen. Deze enorm hoge mate van stilering wordt ingezet om tot een vorm van harmonie te komen, die in Nō ‘Yūgen’ heet. Een hoger niveau van schoonheid, dat bereikt wordt in samenspraak tussen spelers en publiek.
Begrippen uit de Nō-filosofie waar we mee gewerkt hebben
De Ruimte
De spiegelkamer (kagami no ma) – Is de ruimte waar de acteur zich voorbereid om te transformeren in zijn rol. In het stuk van Erik wordt deze ruimte benoemd in de Proloog, en we zien Annie, Hannie en Willie in de eerste scène eigenlijk oefenen in het ‘je verplaatsen in een ander’; als ziel de vorm van een identiteit aannemen.
Concepten
Ma –
Vorm – niet vorm > Ma is de ruimte die de niet-vorm inneemt.
Sensei Matsuura: “Ma is distance, notion of time, including everything. All voidness, all fullness. Ma. Is a silence, interval of time and of distance at the same time.”
Ma inspireerde Janne om met de stiltes in de muziek te experimenteren.
Transformatie
In het stuk is een belangrijke rol weggelegd voor transformaties. In elk deel wordt toegewerkt naar een transformatie, een reïncarnatie, die op het einde van het deel plaatsvindt, waarna we naar het volgende deel overgaan.
Transformaties zijn belangrijk voor het Nō-theater, omdat eigenlijk de hele kunstvorm, de reden dat Nō gemaakt wordt, stoelt op het idee van voorouderverering.
Eerste ideeën en beelden uit het Zen-boeddhisme en Taoisme
Sensei Masato Matsuura: “The Nō-theatre is something like a conversation with oneself, like a meditation, a conversation with the Buddha”
Uit de Tao te King:
Het gebruik van niet
Dertig spaken
komen bijeen in de naaf.
Waar het wiel niet is,
is waar het bruikbaar is.
Uitgehold,
maakt klei een pot.
Waar de pot niet is,
is waar het bruikbaar is.
Hak deuren en ramen
om een kamer te maken.
Waar de kamer niet is,
daar is ruimte voor jou.
Dus het profijt van wat is
is in het gebruik van wat niet is.
(Hoofdstuk 11 uit de Tao te King van Lao Tse, vertaling Ursula Le Guinn)
Het concept ‘MA’; de vorm van het niet, of dat wat niet-is, hangt met dit Taoïstische idee samen. Dat wat niet-is, is wat de dingen bruikbaar maakt; daar waar beweging mogelijk is.
Iets over het ontwikkelen van de identiteit van een mens (naar D.T. Suzuki en ook Carlos Castaneda, Reis naar Ixtlan)
Een mens moet gedurende zijn/ haar leven eerst een zelf ontwikkelen; een zelfbewustzijn, een identiteit die gefixeerd is. Wanneer die identiteit is opgebouwd, is er echter van alles vastgezet in verhalen, ideeën, gedachten, taal, beperkte denk-concepten over het Zelf.
Het opbouwen van het Zelf zit in het willen; wie je bent wordt gevormd door wat je verlangt, waar je van droomt. De voorkeuren die hebt, de verhalen van anderen om je heen, die hebben benoemd, bevestigd of ontkracht, die hebben geholpen op te bouwen wie jij bent.
Dit idee van het zelf kun je vastzetten, je kunt ervoor kiezen om te zeggen; “ik ben zo, ik kan dit wel en dat niet, dit is hoe ik nou eenmaal in elkaar zit.”
Deze vastomlijnde ideeën over het zelf moeten dan, om verlichting te bereiken, weer losgelaten worden; om op te kunnen gaan in het al; het geheel van geest, natuur en mensen. In ‘Reis naar Ixtlan’ beschrijft Castaneda dat Don Juan dit “het wissen van je persoonlijke geschiedenis” noemt.
D.T. Suzuki beschrijft dat de praktijk van de psychoanalyse in het Westen nog het dichtst komt bij het oefenen in het loslaten van het Zelf; door in de gesprekssessies langzaam de narratieven over het zelf uit het bewuste en onderbewuste los te zingen.
In ‘Twee geliefden op zoek naar een Droomhuis’ komen voortdurend verwijzingen naar dit proces aan de orde. En schrijver Erik Bindervoet steekt er ook vrolijk de draak mee in zijn tekst.
Bronnen en verwijzingen in de tekst van Erik Bindervoet
Erik Bindervoet, zelf kenner van het Nō-theater, schreef de tekst voor deze voorstelling. De tekst bestaat uit een proloog, drie delen of ‘transformaties’ en twee entr’actes. Dit soort entr’actes komen ook voor in het oorspronkelijke Nō-theater en heten Kyogen. Ze zijn bedoeld om het publiek even adempauze te geven, om een luchtig tussenspel te tonen tussen de andere delen in, ze zijn vaak (dol) komisch en geven zowel verwijzingen naar wat er in het vorige deel heeft plaatsgevonden, als wat er in het komende zal gaan gebeuren.
Erik schreef deze tekst en verstopte er een gigantische lijst aan bronverwijzingen in. Van David Bowie tot Hassan Blasim en van Louis Lehmann tot Bob Dylan.
Eén van de Kyogen’s is helemaal gebaseerd op het beroemde schaakspel van I.A. Horowitz tegen N.N. uit 1940 (te vinden op YouTube!), andere teksten zijn (behoorlijke briljante) vertalingen van bekende liedjes, van The Beatles en de Beach Boys…
Je zult merken dat vogels (vaak een symbool voor de ziel, in verschillende tradities) een belangrijke rol spelen in het stuk en dat de taal bol staat van de symboliek, net als een oorspronkelijk Nō stuk overigens. Voor wie het leuk vindt, is de lijst met alle bronverwijzingen op te vragen bij ons!
De Nō-kenners
In de voorbereiding voor deze voorstelling, hebben we ons laten inspireren door verschillende Nō-theater kenners, die ons zowel theoretische als praktische workshops gegeven hebben.
Johanna van steen
Jeannette van Steen (1951), roepnaam Johanna, is een Nederlandse danseres, choreograaf en mimespeelster. Zij volgde een opleiding aan de Academie voor Expressie door woord en gebaar te Utrecht, volgde voorts de mimeopleiding aan de Theaterschool te Amsterdam waar zij in 1973 afstudeerde. Zij werkte vervolgens 12 jaar lang bij de Bewegingsgroep Bart Stuyf en raakte geïnteresserd in het Japanse theater. Ze reisde voor een jaar naar Japan, en verdiepte zich daar in de verschillende traditionele Japanse theatervormen, en in Taiko; Japans drummen. In 1984 richtte zij haar eigen theateronderneming op; Stichting Triade. In 1991 reisde ze nogmaals naar Japan, verdiepte zich verder in het Japanse Taikospelen en richtte in 1991 haar eigen groep op: De Groep van Steen.
Sensei Masato Matsuura
Masato Matsuura volgde een opleiding in Nō-theater bij Master Tetsunojyo KANZE VIII en was van 1988 tot 1992 “Uchi Deshi” (inwonende leerling). Hij trad op met verschillende theaters in Japan, waaronder het National Nō-theater. Hij trainde ook in karate, zwaardvechten Itto Ryu Kenjutsu, en Iaijutsu en moderne Kendo.
In 2000 trainde hij in zwaardvechten op de Niten school in Tokyo en Aiki jyujitsu (oorsprong van Aikido) met Master Daittoryu Yoshimaru Keisetsu. Hij trainde ook in Tai Chi in Tokyo.
In 2006 richtte Matsuura de school SAYU en LES DEUX SPIRALES dojo (school, ‘plaats waar de weg bestudeerd wordt’) op in Parijs, Frankrijk, waar hij momenteel is gevestigd. Hij biedt masterclasses aan voor acteurs, dansers en muzikanten om hun technieken, lichamelijke beweging en vocale expressie te verbeteren. Hij heeft lesgegeven en opgetreden in heel Europa, Afrika en Azië.
Erica Bilder
Erica Bilder begon haar carrière in 1977 bij het Mickery Theater, Amsterdam, Nederland, waar ze werkte met Robert Wilson, Ping Chong, Theodora Skipitares, The Wooster Group, Mabou Mines, Squat Theatre, Pip Simmons, Terayama Shuji en zijn Tenjo Sajiki gezelschap, Meme Perlini en vele anderen.
Aangesloten bij Waseda University, met een beurs toegekend door de Japanse overheid, bracht ze twee jaar door in Japan om onderzoek te doen en actief betrokken te zijn bij de theaterwereld van Tokio. Zij studeerde af aan de Universiteit van Amsterdam met een doctoraal scriptie over Japans Avantgarde theater (1984).
Erica werkte vervolgens als onafhankelijk producent in Nederland, voordat ze zich waagde aan een acteer-/regiecarrière in de Verenigde Staten. Ze volgde opleidingen in New York aan het Lee Strasberg Theatre Institute en de Bill Esper Studio.
Paul de Leeuw – Shintomeester
Paul de Leeuw, shinto meester, die ons kennis liet maken met de gebruiken van het shintoïsme, de spirituele traditie waar het Nō-theater vanuit ontwikkeld is.
Shinto is in Europa geïntroduceerd door drs. Paul de Leeuw, die na zijn afstuderen aan de Universiteit van Leiden (Letteren en Drama) de inmiddels legendarisch geworden Dogtroep had opgericht. Vanwege zijn belangstelling voor oeroude rituele vormen van theater ontving hij van het toenmalige Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een Studiebeurs voor het Atelier Yoshi Oida in het Internationale Theater Instituut van Peter Brook in Parijs. Dit was een onderzoek naar het gebruik van eeuwenoude Japanse disciplines in het theater. Uiteindelijk resulteerde deze Masterclass in een tweede studiebeurs, ditmaal voor een studie in Japan aan de Yamakage Shinto School, Na drie jaar intensieve studie kreeg hij van de 79e Grootmeester van Yamakage Shinto officiële toestemming om ceremonies uit te voeren.
In de geschiedenis van shinto was dit een unicum, omdat nooit eerder een niet-Japanner hiertoe bevoegd was verklaard. In 1981 richtte Paul de Leeuw de stichting op om kennis over shinto te verspreiden. Aanvankelijk droeg deze stichting de naam van Holland Yamakage Shinto. In 1990 werd een mijlpaal bereikt toen de shintoschrijn en dojo een eigen pand in het Vierwindenhuis in Amsterdam kon betrekken. Na het jaar 2000, waarin de 400 jaar vriendschappelijke betrekkingen van Japan en Nederland werden herdacht, veranderde de stichting de naam in: Japanese Dutch Shinzen Foundation. Shinzen is het Japanse woord voor vriendschap. Met deze naam willen we goed laten uitkomen dat shinto een brug slaat tussen twee werelden.